Rookmelder plaatsen

Een rookmelder geeft een alarmsignaal zodra er rook of gas wordt gesignaleerd en reageert dus indirect op de aanwezigheid van brand. Er zijn ook melders die reageren op warmte of licht. Voor thuisgebruik worden meestal alleen rookmelders gebruikt.

• Bel de brandweer of het alarmnummer.
• Sluit ramen en deuren van de ruimte waar de brand is.
• Open geen gesloten deuren die warm aanvoelen.
• Probeer iedereen snel weg te krijgen van de brandhaard.
• Houd een natte doek voor je mond en neus. Adem geen rook in.
• Blijf laag bij de vloer, de temperatuur is hier het laagst en de rook en giftige gassen zijn hier het minst aanwezig.

Er zijn plaatsen waar je beter geen rookmelder kunt plaatsen, omdat er dan vaak vals alarm wordt gegeven:
• Plaatsen waar veel dampvorming is, zoals bij een douche/badkamer of keuken.
• Bij een ventilatoropening, verwarmingstoestel of radiator. Hier kunnen de rookdeeltjes door de luchtstroming de rookmelder niet bereiken.
• In de garage waar uitlaatgassen vals alarm kunnen veroorzaken.
• Dichtbij lampen. De rookmelder raakt door de warmte-uitstraling snel vervuild door stof. Hang ze daarom minstens 30 cm van een lamp af.

Rookmelders moeten worden geplaatst op de vluchtroutes in het huis. Zo weet je altijd via welke route je het huis kunt verlaten. De beste montageplaats voor je rookmelder is op het plafond. In de praktijk worden brandmelders in ruimtes geplaatst zoals de woonkamer, hal, overloop, zoldertrap, bijkeuken en/of inpandige garage. Als je een huis hebt met meerdere verdiepingen is het verstandig om op alle verdiepingen een rookmelder te plaatsen. Belangrijk is dat je de rookmelders in je slaapkamers kunt horen. Als je meerdere rookmelders gebruikt kunnen ze daarom het beste met elkaar in verbinding staan. Dit is mogelijk door ze aan elkaar te koppelen.

Haal het deksel van de rookmelder en houd de brandmelder tegen het plafond.
Teken de boorgaten van de rookmelder af tegen het plafond. Boor daarna met een 6 mm steen- of houtboor de gaten van de gewenste dikte en steek de pluggen in de schroefgaten. Als je een holle ondergrond hebt, gebruik je hiervoor speciale pluggen. Schroef de rookmelder vast. Bij een 220 volt uitvoering monteer je de rookmelder op de
centraaldoos in het plafond en sluit hem aan volgens de instructie. Je kunt de rookmelder het beste in het midden van een ruimte plaatsen.

Plaats de batterij in de batterijhouder en sluit het deksel. Controleer met behulp van de testknop of de rookmelder werkt. Vergeet niet om tijdig de batterij te vervangen! Alle rookmelders geven een waarschuwingssignaal als de batterij leeg begint te raken.